In een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag heeft zij geoordeeld dat het intrekken en beëindigen van de bijstandsuitkering van een uitkeringsgerechtigde, en het afwijzen van zijn nieuwe verzoek voor een bijstandsuitkering, rechtsgeldig is.
De man ontvangt samen met zijn ex-partner op grond van de Participatiewet sinds 2014 een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden. De man is om medische redenen vrijgesteld van de verplichting tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie.
Normaliter dient iemand die een bijstandsuitkering ontvangt, zich te houden aan een aantal verplichtingen welke uit de Participatiewet voortvloeien. Deze verplichtingen bestaan uit:
In deze zaak is dat niet aan de orde, gezien de gemeente aan de man ontheffing hiervoor heeft verleend.
Gezien de relatiebreuk tussen de man en zijn ex-partner, heeft de man in april 2022 verzocht de uitkering separaat uit te keren.
Na een anonieme melding is door sociale rechercheurs geconstateerd dat de man, in ieder geval van september 2022 tot en met december 2022, werkzaamheden heeft verricht voor een pizzeria. De sociale rechercheurs hebben waargenomen dat de man dagelijks werkte in de pizzeria en dat hij een sleutel van de zaak had.
Na deze constatering hebben zij de man verhoord en een onderzoeksrapport opgesteld. Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten zijn de bijstandsuitkeringen van de man en de ex-partner per september 2022 ingetrokken en per januari 2023 beëindigd.
Nadat de bijstand naar de norm van gehuwden was ingetrokken en beëindigd, hebben zowel de man als de ex-partner een afzonderlijk verzoek ingediend voor de bijstand naar de norm van alleenstaande. De gemeente heeft naar aanleiding van deze aanvraag opnieuw waarnemingen verricht bij de woning van de man en bij de pizzeria. Hieruit bleek dat de man in februari 2023 nog steeds werkzaamheden verrichtte voor de pizzeria.
Dit resulteerde uiteindelijk erin dat de man zijn inlichtingenplicht had geschonden, zodat het recht op een bijstandsuitkering is komen te vervallen. De man had namelijk bij de gemeente moeten melden dat hij, naast zijn bijstandsuitkering, werkzaamheden verrichtte bij de pizzeria al dan niet tegen betaling. De man brengt daar tegenin dat hij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden, omdat hij geen inkomsten genoot voor de werkzaamheden bij de pizzeria.
Het is voor de beoordeling niet van belang of hij al dan niet inkomsten genereerde voor het werk dat hij verrichtte. Voor het recht op bijstand wordt namelijk niet alleen rekening gehouden met het inkomen waarover hij daadwerkelijk beschikt, maar ook over het inkomen waarover hij redelijkerwijs zou kunnen beschikken. Dit volgt uit artikel 31 en 32 van de Participatiewet. Het draait in dat kader om werkzaamheden waar normaliter een beloning tegenover staat of waar redelijkerwijs een beloning voor kan worden bedongen.
De aanwezigheid van de man op de werkplek tijdens gebruikelijke arbeidsuren rechtvaardigt de veronderstelling dat hij op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte. Het ligt dan op de weg van de man – gelet op de stelplicht en de bewijslast- om aannemelijk te maken dat dit niet het geval is. Verdere onderbouwing zijdens de man is uitgebleven, zodat de rechtbank de intrekking, beëindiging en afwijzing van de bijstandsuitkering in stand laat.
Heeft u vragen of wilt u meer weten over het sociale zekerheidsrecht? Neem dan vrijblijvend contact op met onze gespecialiseerde sociale zekerheidsrechtadvocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl of bel gerust via 045 560 2200. Wij helpen u graag.