Op 10 juli 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een opmerkelijke alimentatiezaak (ECLI:NL:GHARL:2025:4253), waarin de man in 2024 in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking uit 2017. De kern van de zaak draait niet om de inhoudelijke beoordeling van de alimentatieverplichting, maar om de vraag of het hoger beroep überhaupt nog ontvankelijk is. Het hof oordeelt van niet, met als gevolg dat de man niet alleen zijn beroep ziet stranden maar ook wordt veroordeeld in de proceskosten van de vrouw.
Feiten en achtergrond
De man en de vrouw hebben samen een kind, geboren in 2008, over wie de vrouw het eenhoofdig gezag uitoefent. Het kind woont bij de vrouw. In 2017 is bij beschikking bepaald dat de man € 500,00 per maand aan kinderalimentatie moet betalen, met ingang van 8 mei 2017. Pas in december 2024 stelt de man hoger beroep in tegen deze beschikking. Hij verzoekt het hof om de alimentatie met terugwerkende kracht aanzienlijk te verlagen, tot bedragen variërend van € 25,- tot nihil, afhankelijk van de periode. De vrouw voert verweer en stelt dat het hoger beroep veel te laat is ingesteld.
De juridische kern: ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof moet zich buigen over de vraag of de man ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Volgens artikel 358 lid 2 Rv geldt een termijn van drie maanden voor het instellen van hoger beroep. Voor partijen die in eerste aanleg zijn verschenen, begint deze termijn te lopen vanaf de datum van de uitspraak. Voor niet-verschenen belanghebbenden geldt de termijn vanaf de betekening of nadat de beschikking op andere wijze bekend is geworden.
De man stelt dat hij pas op 7 november 2024 kennis heeft genomen van de beschikking, nadat zijn advocaat deze had opgevraagd bij het LBIO in verband met een loonbeslag. Hij voert aan dat hij in eerste aanleg weliswaar een verweerschrift heeft ingediend, maar niet op de zitting is verschenen omdat zijn advocaat zich had onttrokken. Daarom zou hij als ‘niet-verschenen belanghebbende’ moeten worden beschouwd.
Het hof gaat hier niet in mee. De man is in eerste aanleg vertegenwoordigd door een advocaat die een verweerschrift heeft ingediend. Daarmee is hij formeel verschenen in de procedure. Dat de advocaat zich later heeft onttrokken, doet daar niets aan af. Op grond van artikel 79 Rv blijft een onttrokken advocaat het aanspreekpunt totdat een nieuwe advocaat zich stelt. De beschikking is dus rechtsgeldig aan deze advocaat verzonden.
Bovendien is de beschikking op 24 november 2017 openbaar betekend en gepubliceerd in de Staatscourant. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder op 23 februari 2018 een afschrift van de beschikking persoonlijk aan de man verstrekt, en op 28 maart 2018 nogmaals per e-mail verzonden. Het hof concludeert dan ook dat de man ruimschoots binnen de appeltermijn van drie maanden op de hoogte was (of had moeten zijn) van de beschikking. Het hoger beroep, ingesteld op 4 december 2024, komt dus veel te laat.
Proceskostenveroordeling: uitzondering op de regel
In familiezaken is het gebruikelijk dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt. Toch besluit het hof in dit geval om de man te veroordelen in de proceskosten van de vrouw, die worden begroot op € 997,-. Deze beslissing werd gemotiveerd met het feit dat het voor de man (en zijn advocaat) vanaf het begin duidelijk had moeten zijn dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zou worden verklaard. De vrouw had bovendien onbetwist gesteld dat haar advocaat voorafgaand aan de zitting contact had gehad met de advocaat van de man, waarbij de geringe kans van slagen van het beroep was besproken.
Het hof achtte het beroep van de man dan ook nodeloos en onnodig kostbaar voor de vrouw. Het argument van de man dat het hoger beroep nodig was om stukken te verkrijgen en tot overeenstemming te komen, werd als onaannemelijk terzijde geschoven.
Analyse en betekenis van de uitspraak
Deze uitspraak onderstreept het belang van procesrechtelijke zorgvuldigheid. Hoewel de inhoudelijke grieven van de man mogelijk bespreekbaar zijn geweest, wordt zijn beroep niet eens inhoudelijk behandeld vanwege een fatale termijnoverschrijding. De zaak laat zien dat het niet alleen van belang is wat je vordert, maar ook wanneer en hoe je dat doet.
Daarnaast is de proceskostenveroordeling opvallend. Het hof week af van de gebruikelijke kostencompensatie in familiezaken, omdat het hoger beroep als evident kansloos wordt beschouwd. Dit vormt een waarschuwing voor procespartijen en hun advocaten: procederen zonder reële kans van slagen kan financiële consequenties hebben.
Conclusie
De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is een duidelijke reminder dat het procesrecht geen vrijblijvende formaliteit is. Termijnen zijn strikt, en het niet naleven ervan kan ertoe leiden dat inhoudelijke bezwaren ongehoord blijven. Onze advocaten zijn daarom alert op de formele vereisten van het proces.
Heeft u vragen of wilt u juridisch advies? Neem dan vrijblijvend contact op met onze gespecialiseerde familierechtadvocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl of bel gerust via 045 560 2200. Wij helpen u graag.