Gemakkelijk langer partneralimentatie ontvangen? De uitspraak van de Hoge Raad van 16 mei 2025

Gemakkelijk langer partneralimentatie ontvangen? De uitspraak van de Hoge Raad van 16 mei 2025

Wanneer echtgenoten besluiten te scheiden, kan de onderhoudsgerechtigde — dat wil zeggen de ex-partner die financieel minder draagkrachtig is — aanspraak maken op partneralimentatie. Deze alimentatie is bedoeld om de financiële gevolgen van de scheiding voor de minst verdienende partner te verzachten. Voorwaarde is dat deze partner behoeftig is, oftewel niet in staat is om in het eigen levensonderhoud te voorzien.

De duur van de partneralimentatie is wettelijk geregeld in artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Sinds de wetswijziging van 1 januari 2020 geldt in beginsel een maximale termijn van vijf jaar, tenzij er sprake is van uitzonderingen. Als er geen kinderen uit het huwelijk zijn geboren en het huwelijk korter dan vijftien jaar heeft geduurd, dan geldt deze standaardtermijn van vijf jaar.

Er zijn echter situaties waarin de alimentatietermijn verlengd kan worden. Artikel 1:157 lid 5 BW biedt de mogelijkheid om verlenging van de alimentatietermijn te verzoeken, indien beëindiging van de alimentatie “van zo ingrijpende aard is dat van de alimentatiegerechtigde in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij of zij in het levensonderhoud voorziet”.

In de zaak met vindplaats ECLI:NL:HR:2025:751 stond de vraag centraal of een verzoek tot verlenging van de alimentatietermijn al tegelijk met het inleidende verzoek tot toekenning van partneralimentatie kan worden gedaan. In deze zaak had de onderhoudsgerechtigde bij de rechtbank niet alleen om toekenning van partneralimentatie verzocht, maar ook om verlenging van de termijn, vooruitlopend op het moment waarop die termijn zou aflopen.

De Hoge Raad oordeelde dat een dergelijk verzoek tot verlenging niet tegelijk met het inleidende verzoek kan worden gedaan. De reden hiervoor is dat de beoordeling of beëindiging van de alimentatie “van zo ingrijpende aard” is, pas kan plaatsvinden op het moment dat de termijn daadwerkelijk afloopt. De omstandigheden die dan relevant zijn, kunnen immers sterk verschillen van de situatie ten tijde van de scheiding. De rechter moet bij een verzoek tot verlenging dus uitgaan van de situatie zoals die zich voordoet aan het einde van de alimentatietermijn, niet bij aanvang.

Deze uitspraak bevestigt het uitgangspunt dat partneralimentatie een tijdelijke voorziening is, en dat verlenging alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk is — en dan pas op het moment dat de termijn daadwerkelijk ten einde loopt. Voor de rechtspraktijk betekent dit dat advocaten en partijen alert moeten zijn op het tijdig indienen van een verlengingsverzoek, maar dat dit niet vooruitlopend bij de scheiding zelf kan worden gedaan.

Heeft u vragen of wilt u juridisch advies? Neem dan vrijblijvend contact op met onze gespecialiseerde familierechtadvocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl of bel gerust via 045 560 2200. Wij helpen u graag.

Artikel geschreven door: mevrouw mr. Jongen