Regelmatig ontstaat er in de praktijk onenigheid tussen twee partijen over het antwoord op de vraag of er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen of niet en zo nee, over het antwoord op de vraag of de aspirant-werknemer er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand zou komen. De Rechtbank in Midden-Nederland heeft zich op 24 juli 2025 uitgelaten over een dergelijke kwestie.
Feiten
In de zaak heeft de verzoeker de kantonrechter om een aantal vergoedingen verzocht. De verzoeker stelde zich op het standpunt dat hij aanspraak kon maken op die vergoedingen, omdat hij vond dat er een arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen, althans dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen tussen hem en een werkgever.
De verzoeker heeft allereerst een sollicitatiegesprek gevoerd met de potentiële werkgever. De verzoeker is vervolgens rondgeleid door het gebouw. Daarna zijn er een aantal telefoongesprekken gevoerd en e-mails gestuurd tussen de verzoeker en de potentiële werkgever. Vervolgens heeft er een gesprek plaatsgevonden over de arbeidsvoorwaarden, waarbij er afspraken zijn gemaakt over de ingangsdatum van het contract, het loon, de uren-omvang, het aantal vakantiedagen, de pensioenpremie, de reisvergoeding, een (werk)telefoon, lunchgeld en een thuiswerkvergoeding.
De werkgever heeft een dag later deze afspraken per e-mail bevestigd. In de e-mail stond verder: “Wanneer wij een schriftelijke bevestiging hiervan ontvangen, zullen wij een compleet arbeidscontract gaan opmaken.” Daarnaast waren er een pro-formaloonstrook en het arbeidsreglement bijgevoegd.
Een aantal dagen later heeft de werkgever de schriftelijke arbeidsovereenkomst gestuurd ter ondertekening. In deze schriftelijke arbeidsovereenkomst stonden naast de gemaakte afspraken nog een aantal andere artikelen over zaken die de verzoeker en de werkgever niet besproken hadden. De verzoeker heeft toen een e-mail gestuurd dat hij met zestien artikelen niet akkoord was, omdat deze niet (eerder) waren besproken. De werkgever heeft op basis hiervan besloten de sollicitatieprocedure en de onderhandelingen over de inhoud van de arbeidsovereenkomst niet voort te zetten. De verzoeker was op basis van de eerdere gang van zaken echter van mening dat er reeds een overeenkomst was, althans dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er reeds een overeenkomst tot stand was gekomen.
Arbeidsovereenkomst?
De kantonrechter heeft het volgende overwogen: een sollicitant in een sollicitatieprocedure mag niet te snel aannemen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Bepalend is of de aspirant-werkgever zijn kennelijke wil kenbaar heeft gemaakt om een definitieve arbeidsovereenkomst aan te gaan of dat er nog stappen moeten worden gemaakt ter afronding van dat proces. Ook is van belang of de sollicitant er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand zou komen. Tevens geldt hoe zwaarder de functie, hoe hoger de eisen die gesteld mogen worden aan de totstandkoming van een (eventuele) arbeidsovereenkomst.
Het feit dat partijen het op hoofdzaken eens waren betekende volgens de rechter niet zonder meer dat er ook al een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Omdat de werkgever in een e-mail nadrukkelijk erop gewezen had dat er nog een schriftelijke arbeidsovereenkomst zou worden opgestuurd, lag het volgens de rechter in de lijn der verwachting dat in die arbeidsovereenkomst meer zou staan dan het aantal voorwaarden waar partijen het al over eens waren. Verder was de betreffende functie die de verzoeker zou gaan vervullen van dien aard dat van de verzoeker verwacht mocht worden dat hij zich realiseerde dat de arbeidsovereenkomst meer zou omvatten dan enkel de eerder gemaakte afspraken. Ook waren de artikelen waar verzoeker het niet mee eens was, redelijk gebruikelijke artikelen voor in een arbeidsovereenkomst. Op basis hiervan heeft de rechter geoordeeld dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen.
Gerechtvaardigd vertrouwen?
De verzoeker mocht er volgens de rechter ook niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen, omdat over een flink aantal gebruikelijke voorwaarden nog niet gesproken was tussen partijen en verzoeker had uitdrukkelijk laten weten niet akkoord te gaan met die voorwaarden. De rechter vond het niet onbegrijpelijk dat de werkgever op basis daarvan geen vertrouwen meer had in een vruchtbare samenwerking en zodoende de onderhandelingen had afgebroken.
Artikel geschreven door: Megan Berghmans