Een uitzendkracht komt ongelukkig ten val wanneer ze tijdens haar werk verkeerd plaatsneemt op een stoel. Als werkgever heb je te allen tijde de plicht om zorg te dragen voor een veilige werkomgeving, maar hoe ver reikt die zorgplicht bij de zogeheten ‘huis-, tuin- en keukenongevallen’?
Tijdens haar werkzaamheden als uitzendkracht bij de gemeente Den Haag komt een baliemedewerkster ten val nadat ze op een kapotte stoel van de gemeente gaat zitten. Ze verliest haar evenwicht en valt achterover met haar hoofd en rug tegen de muur. Direct na de val ontstaan er allerlei medische klachten als pijn, verlammingsverschijnselen en een opengescheurde wond die nog aan het helen was van een eerdere operatie.
De medewerkster beweert dat ze ten val is gekomen omdat de armleuning van de stoel is afgebroken. Volgens de gemeente nam de medewerkster echter plaats op een deugdelijke beensteun (een soort kruk op wielen zonder leuningen) die niet bestemd is om op te zitten.
De medewerkster stelt de gemeente als werkgever aansprakelijk, maar de gemeente voert aan dat er geen causaal verband bestaat tussen de medische problemen en de val op de werkvloer. Zo heeft de huisarts bijvoorbeeld verklaard dat de medewerkster al klachten had vóór de val en dat haar medische klachten ook een mogelijke andere verklaring kunnen hebben.
Verder beargumenteert de gemeente dat de medewerkster zich bevond in een veilige werkomgeving en dat er na de val geen kapotte stoel is gemeld of gezien. Dat sprake zou zijn van een kapotte stoel of kruk blijkt uit niets en bovendien kwalificeert de gemeente de val als een ‘huis-, tuin- en keukenongeval’.
Een uitgangspunt van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht is dat ieder zijn eigen schade draagt en dat deze schade pas afgewenteld kan worden indien daar een wettelijke grondslag voor is. Een voorbeeld van zo’n wettelijke grondslag is de schending van de zorgplicht door een werkgever.
Van belang is daarbij dat de eigen verantwoordelijkheid van een werknemer prevaleert in niet-risicovolle situaties. Zo hoeft een werkgever niet te waarschuwen voor de zogeheten ‘huis-, tuin- en keukenongevallen’. Het gaat dan om normale risico’s die aan het dagelijks leven verbonden zijn en zich ook voordoen in veel voorkomende situaties buiten de werkvloer.
Hoewel de oorzaak van de val in deze zaak onduidelijk is – een kapotte bureaustoel of een beensteun die niet bestemd is om op te zitten – staat vast dat de medewerksters is gevallen tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden. Het is vervolgens aan de gemeente om aan te tonen dat er aan de zorgplicht is voldaan.
De kantonrechter volgt dat oordeel en vindt dat van een werknemer mag worden verwacht een inschatting te kunnen maken of een voorwerp geschikt is om op te zitten. Als het vervolgens mis gaat, is er slechts een zorgplichtschending indien er ondeugdelijke voorwerpen ter beschikking worden gesteld door een werkgever.
Daarbij maakt de aanwezigheid van beensteunen in de kantoorruimte niet dat er zonder meer sprake is van een onveilige situatie. Het ongeval is te wijten aan de ongelukkige keuze van de medewerkster en de gemeente heeft haar niet blootgesteld aan een groter risico dan onder de gegeven omstandigheden verantwoord was.
Heeft u vragen of wilt u meer weten over zorgplicht van een werkgever? Neem dan vrijblijvend contact op met onze gespecialiseerde arbeidsrechtadvocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl of bel gerust via 045 560 2200. Wij helpen u graag.