Een werkgever hanteert voor haar werknemers die tevens buitengewone opsporingsambtenaren zijn een tatoeagebeleid. Conform dit beleid is het voor deze werknemers verboden hun tatoeage zichtbaar te hebben tijdens de uitvoering van hun dienst in uniform.
Een werknemer is het niet eens met het tatoeagebeleid. Naar mening van de werknemer is het tatoeagebeleid in strijd met goed werkgeverschap en/of wordt het instructierecht van de werkgever overschreden en/of wordt een inbreuk gemaakt op (fundamentele) grondrechten. De werknemer start een procedure om voor recht te verklaren dat het tatoeagebeleid niet kan worden uitgevoerd.
Op grond van het instructierecht heeft een werkgever in beginsel het recht om een tatoeagebeleid te hanteren op grond van het instructierecht. De werkgever mag zelf bepalen hoe zij, via haar medewerkers, naar buiten wil treden. Het instructierecht reikt echter niet oneindig. Het instructierecht mag bijvoorbeeld niet in strijd zijn met goed werkgeverschap, de redelijkheid en billijkheid en/of de fundamentele grondrechten van de werknemer.
De kantonrechter is in onderhavige kwestie van oordeel dat het tatoeagebeleid van de werkgever de grenzen niet overschrijdt. Een opsporingsambtenaar die beschikt over politiebevoegdheden en geweldsmiddelen heeft een bijzondere positie. Dit vereist een neutrale en professionele uitstraling. Daarnaast zal het verbergen van de tatoeages in de praktijk veelal neerkomen op een lange mouw of een pleister. De vrijheid van de medewerker om een tatoeage te zetten en in zijn privé-tijd te tonen wordt dat dan ook niet wezenlijk aangetast, aldus de kantonrechter. De vorderingen van de werknemer worden door de kantonrechter afgewezen.
Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande, neem dan vrijblijvend contact met onze arbeidsrecht advocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl dan wel via 045 – 560 22 00.