Tijdens ziekte dient een werknemer, conform de personeelsgids die het bedrijf hanteert, zijn eigendommen in te leveren. Volgens de werkgever heeft de werknemer hier geen gevolg aan gegeven en als gevolg daarvan wordt een deel van het loon van de werknemer ingehouden. Mag dat?
Een werknemer, voor bepaalde tijd in dienst sinds juli 2023, meldt zich op 17 november 2023 ziek en werkt sindsdien niet meer. Op 30 november 2023 wordt de werknemer per brief verzocht zijn laptop, telefoon, kabels en sleutels in te leveren waartoe hij volgens de personeelsgids verplicht is in geval van ziekte.
De werknemer geeft geen gevolg aan dit verzoek waardoor hij in januari 2024 nogmaals wordt verzocht de eigendommen in te leveren. Wanneer de werknemer bij het tweede verzoek alleen de sleutels inlevert, besluit de werkgever een bedrag van € 2.813,56 netto op het loon van februari 2024 van de werknemer in te houden.
De werknemer vordert in kort geding terugbetaling van het ingehouden loon. Hij stelt dat hij alleen de sleutels en de simkaart onder zich had, welke hij reeds heeft ingeleverd, en vindt dat het bedrijf niet gerechtigd is om een bedrag op zijn loon in te houden.
Tussen partijen ontstaat er een geschil: heeft de werknemer alle zaken, die hij voor de uitvoering van zijn werkzaamheden in bezit had, ingeleverd. Indien de werknemer dat niet heeft gedaan is de werkgever conform artikel 7:632 van het Burgerlijk Wetboek gerechtigd om boetes en schadevergoedingen te verrekenen met het loon van de werknemer.
Ten aanzien van de simkaart legt de werknemer een foto over van zaken die volgens hem op 4 maart 2024 per aangetekende brief naar het bedrijf zijn verzonden. Daartegenover voert het bedrijf middels foto’s en medewerkersverklaringen aan dat zij de aangetekende brief heeft ontvangen, maar zonder simkaart.
De kantonrechter oordeelt dat het feit dat er op de foto van de werknemer een simkaart is te zien nog niet bewijst dat diezelfde simkaart ook daadwerkelijk met deze brief verzonden is. Ten aanzien van de laptop en de IPhone is volgens de kantonrechter nader onderzoek en bewijslevering vereist. Het bestaan van een vordering van de werknemer is niet voldoende aannemelijk geworden om in dit kort geding vooruit te kunnen lopen op toewijzing daarvan in een bodemprocedure.
De vordering van de werknemer wordt afgewezen en omdat de werknemer in het ongelijk wordt gesteld wordt hij tevens veroordeeld in de proceskosten.
Heeft u vragen of wilt u meer weten? Neem dan vrijblijvend contact op met onze gespecialiseerde arbeidsrechtadvocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl of bel gerust via 045 560 2200. Wij helpen u graag!